Er kwam een politieman op met de rang van hoofdinspecteur, die vroeg: Zit jij in ienst? Ik antwoordde ja. Hij vroeg om mijn identiteitsbewijs. Ik rommelde in mijn spullen om mijn identiteitsbewijs te zoeken. Tegelijkertijd hield ik een bord vast met de tekst Ik wil geen bezetter zijn; en ik vroeg een meisje, ik geloof dat het Sjiri was, of ze het bord voor me wilde vasthouden. Toen toen zei hij tegen haar: Ik praat met hem, zie je dat niet? Wil je niet storen? Dat was natuurlijk omdat ik iets naar achteren was gegaan om in mijn spullen te rommelen. Hij dacht dat ik probeerde te ontsnappen. Ik vond het identiteitsbewijs en liep ermee naar hem toe.
Er stond op dat ik onderofficier was.
Hij zei: Goed, kom maar met mee.
Ik probeerde te vragen of dat echt nodig was, maar hij zei: Kom mee.
We staken meteen de weg over.
O ja, voordat we weggingen, zei Karin nog vlug: Wacht even, en ze wuifde me zo gedag.
Aan de overkant van de weg verscheen Jehoeda. Hij vroeg: Wat doen jullie met hem? Ze zeiden: Maak dat je wegkomt! En hij zei: Ik vraag alleen maar wat er met hem gebeurt?
Er kwamen leden van de militaire politie op me af, de hoogste was majoor, maar er waren ook een paar onderoffcieren bij. Ze vroegen me van alles, bijvoorbeeld: Waarom heb je geen pasje om de kazerne te verlaten? Ik had ook echt geen pasje. Ze zeiden: Moet je nu niet bij je eenheid zijn? En als je soldatenkistjes draagt, waarom ben je dan niet gewoon in uniform?
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Onderstaande is een fragment uit een novelle "Sodot". Het werk van Corinna is tot nu toe niet in het Nederlands vertaald, wel zijn een aantal van haar boeken in het Engels vertaald. De Nederlandse vertaling van het fragment is van de hand van Hilde Pach.